OVER DEZE WEBSITE
Jean Koene
Overleden op 3 november 2003
In het laatste decennium van de 20ste eeuw heb ik me bijna dagelijks onledig gehouden met een persoonlijke speurtocht door het letterkundige landschap van de negentiende eeuw. Na mijn werkzame leven als leraar Nederlands te hebben doorgebracht, nam ik in 1989 afscheid van het onderwijs, waardoor plotseling een zee van vrije tijd voor mij oprees. Wat daarmee te doen? Sterk voelde ik de behoefte om mij ergens in te verdiepen en het lag, vond ik, voor de hand, dat ik een terrein van onderzoek zou kiezen binnen mijn vertrouwde vakgebied. Ik wilde een periode kiezen uit de literatuurgeschiedenis, waaraan ik tijdens mijn vroegere studie en mijn onderwijstijd weinig belangstelling had geschonken. Mijn keuze viel al gauw op de negentiende eeuw. Niet op de 80-ers uiteraard, want die kende ik wel zo'n beetje. Die kwamen op school nog altijd ter sprake, zelfs in de tijd toen het onderwijs in literatuurgeschiedenis in verval begon te raken. Voor de mooie gedichten van Kloos en Gorter, en zelfs voor een werkje als De kleine Johannes van Frederik van Eeden, was bij bepaalde leerlingen nog wel een gevoelig plekje te vinden. Maar de tijd daarvoor, wat had die te bieden voor schoolgebruik? De geschikte hoogtepunten daaruit waren op de vingers van een hand op te sommen: een enkel verhaal uit de Camera, de gedichten van Piet Paaltjens en van De Schoolmeester, enkele fragmenten uit Max Havelaar. Daarmee had je het ongeveer gehad.

Van de vroege negentiende eeuw bleek ikzelf weinig meer te weten dan de beste leerlingen die ik ooit had mogen afleveren. Vandaar dat mijn aandacht zich op die tijd ging richten vanaf het moment dat deze niet meer werd opgeëist door de dagelijkse lespraktijk. Het gekozen studieterrein bood het voordeel dat veel onbekende boeken uit de negentiende eeuw nog antiquarisch verkrijgbaar waren. Al heel gauw kwam ik tot de ontdekking dat ik voor mijn belangstelling een goudmijntje had aangeboord. Een volslagen onbekende wereld ging voor mij open: de eeuw van mijn grootvader die in 1847 werd geboren. Ik ging boeken lezen van schrijvers van wie ik nog nooit iets had vernomen: Hasebroek, Van Koetsveld, Prager Lindo, Lodewijk Mulder, De Veer, Gewin, Van Maurik en nog veel anderen. Ook het negentiende-eeuwse Vlaanderen ontdekte ik, evenals enkele Franse schrijvers die in het Nederlandse taalgebied talloze bewonderaars hadden gehad en invloed hadden uitgeoefend op het Nederlandse letterkundige klimaat in de negentiende eeuw. Aan de ontdekkingstocht kwam maar geen einde, zodat deze fascinerend op mij begon te werken. Op het gebied van het proza, wel te verstaan, de dichtkunst uit die dagen bleek mij op geen enkele manier te kunnen boeien.

Wat ik op mijn negentiende-eeuwse dooltocht tegenkwam, legde ik vast in aantekeningen. Niet in droge notities en uittreksels, maar in artikelen die ik zo leesbaar mogelijk probeerde te maken, zodat ik het materiaal naderhand nog eens met smaak kon doornemen. Zo ontstond een uitgebreide serie van 'opstellen', die ik jaarlijks in een map opborg, die ik dan de pretentieuze naam gaf van 'Scriptie' . In de huiselijke kring sprak ik altijd van mijn 'Winterscripties', omdat de wintermaanden mijn vruchtbaarste periodes vormden.

Op deze website in opbouw treft u de opstellen aan die ik in de loop der jaren schreef over de onbekende schrijvers en schrijvertjes die mijn aandacht op een of andere manier gaande maakten. Ik hoop dat ze hier en daar een geïnteresseerde lezer zullen vinden.

Jean Koene, juni 2003