Inmiddels is deze scriptie in boekvorm verschenen. U kunt het bestellen als onderdeel van de complete set uitmakend.
Voorwoord
In 1948, ik was toen vijftien jaar, kocht ik in Maastricht bij boekhandel Veldeke in de Kleine Staat het boek Camera Obscura van Hildebrand voor drie gulden en negentig cent. Ik heb het boek nog en de prijs staat erin. Het is de 'acht en veertigste druk goedkoope uitgaaf' op snel verkleurend na-oorlogs papier met een kaft van een dik soort behangselpapier, dat toch nog op een verrassende manier tegen de tijd bestand blijkt. Het boek is verlucht met een fraaie plaat van de schrijver Nicolaas Beets, een heer op jaren, die met voldoening op zijn leven lijkt terug te blikken. Ik las het boek van A tot Z en vond het hier en daar heel aardig en soms zelfs echt leuk. Het verhaal over Buikje, de oude kennis bijvoorbeeld. Door het lezen van de Camera maakte ik kennis met de Nederlandse literatuur van de negentiende eeuw. Een aangename kennismaking, vond ik.
      Daar bleef het niet bij. Klassikaal lazen we op school gedichten van De Schoolmeester en van Staring, met veel plezier mag ik wel zeggen. Later kwam ook nog de tragi-komische Piet Paaltjens op het lesprogramma met zijn onvergankelijke Snikken en grimlachjes. Voor het tragische, dat in sommige van die gedichten doorschemert, stond ons gevoel op dat moment niet open, we vonden die Paaltjens alleen maar geweldig amusant. Of we 'De zelfmoordenaar' lazen of 'Des zangers min', het werkte onbedaarlijk op onze lachspieren: 'O Mina, Mina mijn' en 'Kent gij het land (...) waar de kleiaardappel groeit?'.
      En toen kwam Multatuli met zijn Max Havelaar. Voor de boodschap die de schrijver met zijn boek uitdroeg, waren we nog niet echt ontvankelijk, des te meer echter voor de satirieke manier waarop Droogstoppel, de 'makelaar in koffij' werd afgeschilderd. De prietpraat die de man verkocht, de berispingen die hij uitdeelde aan het adres van Frits, zijn uiteenzetting over het 'leugenachtige' van de poëzie. Die fragmenten uit Max Havelaar vonden we heel erg leuk, en dat zijn ze natuurlijk ook, nog altijd.
      Op het einde van de negentiende eeuw aanbeland, werd voor ons veel van het voorafgaande weggevaagd of op zijn minst naar de achtergrond gedrongen. Toen kwamen in de bovenbouw van onze school de 'Tachtigers' aan het woord, zo indrukwekkend dat het voor ons gevoel alles overtrof.
      De 'Tachtigers': de generatie schrijvers en dichters die in de jaren'80 van de negentiende eeuw begon te publiceren. Jacques Perk was de eerste van hen die van zich deed horen als dichter. Hij kan onmogelijk beseft hebben wat hij met zijn poëtische bijdrage teweegbracht, want hij stierf al in 1881, 22 jaar oud. Maar in zijn korte leven had hij een indrukwekkend aantal mooie verzen geschreven, voornamelijk sonnetten, die in de literatuur bekend zijn gebleven als de 'Mathilde-cyclus'. Willem Kloos bewonderde Jacques Perk, volgde zijn voorbeeld en werd de grote leider van een vernieuwende letterkundige beweging. Andere bekende 'Tachtigers' waren: Herman Gorter met zijn gedicht Mei en Frederik van Eeden met zijn sprookjesachtig verhaal over De kleine Johannes.
      Een man die er heel duidelijk ook bij hoorde en zijn stem luid liet klinken, was Lodewijk van Deyssel. Hij was de eerste Nederlander die Holland hoog wilde 'opstooten midden in de vaart der volken' en hij meende dat het beste te kunnen doen door vrijwel alles wat het voorgeslacht had voortgebracht, ongenadig af te kraken. Hij leverde niet zomaar kritiek, maar deed dat op een geheel eigen manier, gebruik makend van wat hij een nieuwe kunstvorm noemde: 'scheldproza'. Schelden deed hij inderdaad, en hoe! Van Deyssel was een merkwaardige man, die tegen de haren in kon strijken, mensen kon kwetsen, maar die ondanks alles bewondering afdwong door de emotioneel geladen woordenstroom waarin hij zijn meningen ten beste gaf. Wie hem las, kwam voorlopig niet meer op het idee, dat zijn voorgangers ooit iets geschreven konden hebben dat de moeite van het lezen waard was. Van Deyssel gooide alles, met luidruchtig en geestig commentaar, overboord. Voor enkele schrijvers had hij wel enige waardering, maar de rest bestond voor hem uitsluitend uit... 'Mal Volk'!
Het geslacht literatoren, dat aan mijn generatie voorafgaat, heeft de intellektueelen vermogens zijner lezers vervalscht en verknoeid, niet alleen door hun van oude vaderlandsche literatuur te vertellen en als oude vaderlandsche literatuur voor te zetten wat in 't geheel literatuur, geen kunst, was, maar zelfs door zelf dingen te maken, die zij alom in het openbaar voor literatuur hebben doen doorgaan. Een zekere hoeveelheid burgermenschen hebben in de laatste vijftig jaar in Holland een groote massa volzinnen doen drukken en verspreiden, eenige niet, andere wél rijmend, en hebben hiervan beweerd dat het proza en poëzie was, ofschoon het noch met proza noch met poëzie iets anders te maken heeft, dan dat zij er flauwe parodieën van genoemd kunnen worden. Zij hebben een hoop produkten geleverd, die overal bij de boekhandelaren te krijgen zijn, waarover in de koeranten geschreven wordt, die door Hollandsche menschen gelezen, overdacht en met ernst en toegenegenheid besproken worden. Dat is een toestand die ergernis en walging verwekt. Het heele leven der thans officiëele Nederlandsche letterkunde is een voortdurende beleediging der literatuur aangedaan.
      Daarom wenden wij ons tegen het gantsche vorige literatorengeslacht van Holland, behalve Multatuli en Huet, ook ik zonder die uit, Multatuli, lyriesch kunstenaar door de kracht van zijn mensch-zijn, Huet, wel geen kunstenaar en geen groot kritikus, maar de eenige verstandige letterkundige in een heel gezelschap domme lieden. Maar wat al de overigen betreft, wij schudden de handen van ons af, die zij op onze schouders mochten leggen, en schoppen er tegen zoo zij ze ons wilden reiken en spuwen op hun gedachten en lachen met hun begeestering.
      Mal volk van vijftigjarige zuigelingen...
(Van Deyssel in: NIEUW HOLLAND)
Na zo'n tirade ontvalt je de moed om nog eens te gaan kijken naar wat in Nederland aan 1880 voorafging. Doe je dat desondanks, dan blijkt al gauw dat in de vroegere jaren van de negentiende eeuw toch wel wat te beleven valt, waarbij zelfs verrassingen niet zijn uitgesloten. Verrassend was het voor mij als zuiderling in elk geval om kennis te maken met de door en door protestantse wereld van het toenmalige Noord-Nederland, waar het merendeel van de letteren werd voortgebracht door vrome protestantse schrijvers. Opmerkelijk daarbij is dat die schrijvers in hun tijd erg geliefd waren bij hun lezers, dat hun boeken talloze keren werden herdrukt, terwijl hun namen nu nagenoeg vergeten zijn. Wie kent nog de schrijver Jonathan? Wie kent de schrijver Van Koetsveld? Zij vormden met de schrijver Nicolaas Beets een befaamd drietal, waarvan alleen Beets het in de herinnering overleefd lijkt te hebben.
      Wat die schrijvers hun lezers te bieden hadden sloot aan bij de geestes- en gemoedsgesteldheid van een kort tijdperk, dat volgde op de grote omwentelingen die Europa en ook Nederland rond 1800 in beroering hadden gebracht. De betrekkelijke rust die na het tumult was ingetreden werd met een zeker welbehagen gekoesterd. Dat latere generaties zich aan die kalmte gestoord hebben en er de spot mee dreven, valt te begrijpen, maar het blijft de vraag of ze, kijkend vanuit hun latere tijd, daarmee helemaal recht deden aan hun voorouders.

Roermond, winter 1992/'93
Inhoud 'Mal Volk'

Hoofdstuk 1: Van Babel naar Kanaan
Over: De Statenbijbel

Hoofdstuk 2: Een minister van onderwijs
Johannes Henricus van der Palm (1763-1841)

Hoofdstuk 3: De lof van het proza
Jacob Geel (1789-1862)

Hoofdstuk 4: Jonathan 'in de lijst van zijnen tijd'
Johannes Petrus Hasebroek (1812-1896)

Hoofdstuk 5: De sociaal-realistische dominee
Cornelis Eliza van Koetsveld (1807-1893)

Hoofdstuk 6: De oude heer Smits
Mark Prager Lindo (1819-1877)

Hoofdstuk 7: Een vriend voor het leven
Lodewijk Mulder (1822-1907)

Hoofdstuk 8: Dichter bij de dood
Elias Anne Borger (1784-1820)

Hoofdstuk 9: 'Het huis Lauernesse'
Historische roman van Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint (1812-1886)

Hoofdstuk 10: 'Hermingard van de Eikenterpen'
Historische roman van Aernout Drost (1810-1834)

Literatuurlijst