Inmiddels is deze scriptie in boekvorm verschenen. U kunt het bestellen als onderdeel van de complete set uitmakend.
Voorwoord
In zijn 'Souvenirs d'enfance et de jeunesse' roept de Franse filosoof Ernest Renan (zie afbeelding) herinneringen op aan een oude man uit het Bretonse dorp Tréguier. Renan werd in dat dorp geboren, bracht er zijn kinderjaren door en werd er geestelijk gevormd in de geest van een antiek soort katholicisme. De oude man die Renan beschrijft, paste niet in de dorpsgemeenschap en vormde voor zijn omgeving een onoplosbaar raadsel. Zijn manier van leven, zijn opvattingen en zijn gewoonten weken af van wat in het ouderwetse, katholieke Tréguier als normaal gold. Hoe de man heette, wist niemand. Hij was pas op latere leeftijd in Tréguier komen wonen en leidde daar, noodgedwongen, een geïsoleerd en zwijgzaam bestaan. Als de mensen over hem spraken - fluisterend of hardop - noemden zij zijn naam niet, maar hadden ze het altijd over 'Systeem'. Dat vreemde woord hadden ze hem een paar keer horen gebruiken, toen hij pas in Tréguier was komen wonen en nog wel eens met iemand sprak. Zijn buitenissige woordgebruik bestempelde hem al gauw tot 'geleerde' en bezorgde hem zijn merkwaardige bijnaam.
      Systeem - Renan wist ook geen andere naam voor de man - ging nooit naar de kerk en vermeed elke gelegenheid die iets over zijn geloofsopvattingen kon onthullen. De katholieke geestelijken, die hem als een rotte appel in de dorpsmand beschouwden, moesten niets van hem hebben en spraken met afschuw over zijn denkbeelden. Systeem bezat een uitgebreide bibliotheek, waarin alle werken van de achttiende-eeuwse filosofen te vinden waren. Toen aan het licht kwam, dat hij wel eens een van die boeken ter beschikking had gesteld van een dorpsgenoot die de kunst van het lezen verstond, vaardigde de geestelijkheid een algemeen verbod uit om boeken uit de bibliotheek van Systeem te lenen.
      Renan, die als jongen ervan overtuigd was dat de dorpsgeestelijkheid het bij het rechte eind had en Systeem wel moest veroordelen, begreep pas op oudere leeftijd, toen zijn eigen inzichten waren veranderd, hoe de man in werkelijkheid had gedacht. Met behulp van woorden en zinsflarden die hij zich van vroeger herinnerde, kon hij toen de gedachtewereld van Systeem reconstrueren. Renan kwam daarbij tot de conclusie dat Systeem geen atheïst was, maar een weldenkende persoonlijkheid met een geheel eigen visie op het godsbestaan. Hij zag God niet als een aanspreekbare Hemelse Vader die zich met de dagelijkse gang van het leven bemoeide. Kerkbezoek en bidden hadden voor hem dan ook geen zin. Dat zijn katholieke dorpsgenoten hem op grond van die afwijkende opvattingen negeerden, deerde Systeem weinig. Wat de dorpelingen dachten was voor hem niet van belang. Daar stond hij kennelijk boven. Hij hield van de mensheid in het algemeen, omdat hij in de mensheid de rede tot uitdrukking meende te zien komen. Waar hij echter een hekel aan had, wat hij diep verachtte en haatte, was bijgeloof, in welke vorm dan ook, omdat iets dergelijks op totale miskenning van de rede berustte. Systeem was bijzonder ingenomen met het werk van Voltaire en Rousseau, omdat die denkers met het bijgeloof, ook met het bijgeloof in het katholicisme, voor eens en voor altijd hadden afgerekend.
      Het conservatief katholieke milieu deed Renan in zijn kinderjaren zo weldadig aan, dat hij graag priester wilde worden. Hij doorliep het kleinseminarie Saint Nicolas de Chardonnet en zette daarna zijn studie voort aan de groot-seminaries van Issy en Saint Sulpice. Wat het onderwijs daar te bieden had, boeide hem uitermate: klassieke talen, theologie en filosofie. Desondanks voltooide hij zijn seminariestudie niet, omdat hij geen katholiek priester kon worden. De kijk op het christendom die hij in de loop van zijn studie had opgedaan, sloot niet aan bij de officiële leer van de katholieke Kerk.
      Renan vond het christendom, waarvoor hij in zijn jeugd al een grote liefde voelde, de meest verheven levensfilosofie en de beste moraalleer. Voor de figuur van Christus had hij zo'n grote bewondering, dat hij zich ging verdiepen in de Oosterse talen en een levensgevaarlijke reis ondernam naar Palestina en Syrië. Hij wilde de taal leren die Jezus had gesproken en het land kennen waar Jezus had geleefd. Tijdens zijn reis begon hij aan de beschrijving van Jezus' leven.
      Al op jeugdige leeftijd had Renan kennisgemaakt met de gedachtewereld van David Friedrich Strauss (1808-1874). Deze protestantse Duitse theoloog en bijbeldeskundige had ook het leven van Jezus bestudeerd en in 1835 zijn boek 'Das Leben Jesu' uitgegeven, dat nogal wat beroering teweegbracht in de protestants-christelijke wereld. In 1840 verscheen van dat werk een Franse vertaling onder de titel 'Vie de Jésus'. Renan las dat boek en werd erdoor aan het denken, en aan het twijfelen gezet. Strauss beweerde dat de evangelies met andere ogen bekeken dienden te worden dan waarmee men dat tot dan toe had gedaan. Volgens hem waren het predicaties, die prachtig geïllustreerd waren met mythologische verhalen. Die verhalen waren niet historisch, maar hadden een diepe symbolische betekenis. Christus was voor hem wel een historische figuur: een bijzonder mens, waarin het goddelijke meer dan in andere mensen tot uitdrukking kwam. Voor de traditionele Kerken, die Christus als een van de 'Goddelijke Personen' erkenden, was deze humanistische opvatting totaal onaanvaardbaar. Voor veel zoekende christenen was Strauss echter de heraut van het nieuwe. Zijn boek over Jezus gaf de aanzet tot het ontstaan van het Vrijzinnig Protestantisme.
      Tussen 1863 en 1881 publiceerde Renan een hele serie boeken over 'L'Histoire des origines du Christianisme'. Het eerste deel uit die reeks, eveneens getiteld 'Vie de Jésus', maakte hem als schrijver op slag wereldberoemd, en berucht. Renan bleek het in veel opzichten eens te zijn met zijn Duitse voorganger. Ook voor hem was Christus een mens, een heel bijzonder mens, die uiteraard geen wonderen kon verrichten, maar die wel de meest indrukwekkende humane levensleer had verkondigd.

In de 18de en 19de eeuw maakte de wetenschap grote sprongen voorwaarts en leerden steeds meer mensen lezen, schrijven en kritisch denken. Het gevolg daarvan was dat overgeleverde visies op natuur-en geesteswetenschappelijk gebied aan de hand van nieuwe maatstaven op hun houdbaarheid werden getoetst. Veel opvattingen die tot dan toe als onaantastbaar hadden gegolden, werden verworpen of drastisch bijgesteld. Ook het traditionele geloof werd opnieuw de maat genomen en het resultaat daarvan viel niet tot ieders tevredenheid uit. Dogma's over de almacht van God, de onsterfelijkheid van de ziel en de goddelijkheid van Christus waren niet langer bestand tegen de kritische geest die ontwaakte. Geloof en wetenschap gingen niet langer gedwee hand aan hand.
      In het jaar dat de Boekenweek gewijd was aan het thema 'Mijn God' leek het mij goed, uitvoeriger aandacht te schenken aan het godsdienstig leven in de negentiende eeuw. De opstellen in deze scriptie laten in grote trekken zien hoe enkele achttiende- en negentiende-eeuwse denkers en schrijvers dachten over 'Hun God'. Dat daarbij ook morele vraagstukken en politieke meningen ter sprake komen, maakt het voor de belangstellende lezer wellicht nog interessanter.

Roermond, oktober 1998
Inhoud Hun God

Hoofdstuk 1: Het alleven of de wereldziel
Johannes Kinker (1765-1845)

Hoofdstuk 2: Gevoelsfilosofen
Johann Georg Hamann (1730-1788)
Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819)
Frans Hemsterhuis (1722-1790)

Hoofdstuk 3: De funeraire dichtkunst
Rhijnvis Feith (1753-1823)
Jan de Kruyff (1753-1821)

Hoofdstuk 4: De 'groote ongenietbare'
Willem Bilderdijk (1756-1831)

Hoofdstuk 5: Da Costa's 'bezwaren tegen den geest der eeuw'
(Samenvatting)

Hoofdstuk 6: Reacties op een reactionaire daad
Minister A.R.Falck (1777-1843)

Hoofdstuk 7: Richtingenstrijd
in de negentiende en in de zeventiende eeuw

Hoofdstuk 8: Een wonderbare wereld zonder wonderen
Cornelis Willem Opzoomer (1821-1892)

Hoofdstuk 9: 'intimis'
'Mededeelingen' van Allard Pierson (1831-1896)

Hoofdstuk 10: Een godsdienstige roman
over: 'Adriaan de Mérival', roman van Allard Pierson

Hoofdstuk 11: Keizersnede ten tijde van de cholera
over: 'Een Vlaamsche jongen' van Wazenaar (1840-1906)

Hoofdstuk 12: Een hooggewaardeerde zenuwlijder
Multatuli (1820-1887)

Literatuurlijst